Banjo’s zijn kenmerkende snaarinstrumenten, waarvan de voorlopers waarschijnlijk al uit de vroege Middeleeuwen dateren. De banjo bestaat uit een veelal ronde trommel met een vel waarop een kam rust. De snaren die met de vingers bespeeld worden rusten op de kam, en brengen zo indirect trillingen over aan het vel van de banjo. De banjo wordt vaak geassocieerd met het Amerikaanse Zuiden en andere landelijke omgevingen. De banjo is verwant aan de luit, en de naam is afkomstig van de banjar, een Afrikaans instrument uit de Middeleeuwen.

Soorten banjo’s

Van dit instrument bestaan er verschillende varianten.

• De bluegrass banjo heeft 5 snaren en wordt gebruikt in de typische bluegrass muziek, een uniek Amerikaanse variant van folkmuziek. Volgens kenners zijn de beste varianten van dit type banjo gemaakt in de jaren 30 en 40 in Amerika.
• De gitaarbanjo is een wat groter instrument. Deze banjo heeft 6 stalen snaren en wordt gestemd als een gitaar. Het geluid lijkt echter meer op dat van een typische banjo.
• De tenorbanjo. Deze banjo heeft vier snaren en wordt bespeeld met een plectrum. Het instrument is luid genoeg om ook zonder versterking overeind te kunnen blijven in een band. De tenorbanjo wordt vaak gebruikt door Ierse folkartiesten.